
Een schitterende ovaal hangt als een futuristische opblaasbal op een neoclassicistische kolos. Ondanks het enorme contrast van moderne en traditionele architectuur passen de twee elementen van museum De Fundatie bij elkaar. Wat zorgt ervoor dat dit zo is? We vinden een antwoord in de tentoonstelling ‘Van Turner tot Appel’, op de begane grond van het museum. Laat je meevoeren door een klein stukje kunstfilosofie en ontdek waarom Turner en Appel evenveel bij elkaar horen als het futurisme en het neoclassicisme.
De tentoonstelling ‘Van Turner tot Appel’ is een reis door de tijd met kleur en licht als leidraad. Werken van de door een eeuw van elkaar gescheiden schilders William Turner (1789 – 1862) en Karel Appel (1921 – 2006) hangen er in één zaal. In de overige vijf zalen zijn vergelijkbare kruisbestuivingen te bewonderen. Deze schijnbaar willekeurige combinaties zijn met grote zorg gemaakt én toegelicht.
We blijven bij de tegenpolen Turner en Appel. In de periode 1840 vierde de Romantiek hoogtij en werden meeslepend sentiment en uitbundige natuur niet geschuwd. In die periode kwam Turner tot een kleurig vlak zonder duidelijke vormen en noemde het ‘Wolken en Water’. De kleuren in het werk zorgen voor de suggestie van diepte, waardoor er een landschap is ontstaan. Daarmee zette Turner vroege stappen richting het impressionisme en het latere expressionisme. In zekere zin was dit werk ook een flirt met de abstracte kunst. Duidelijk mag het zijn dat Turner met dit schilderij de grenzen opzocht van wat in zijn tijd als kunst werd geaccepteerd.
Ruim een eeuw later is het resultaat van die tegendraadsheid te bewonderen in de werken van Appel. Het expressionisme zit er dan al op en de Tweede Wereldoorlog creëert een schone lei voor de naoorlogse kunstenaar. Karel Appel schildert dan zijn hoekige figuren op levensgrote doeken, figuratief maar vervreemdend. Ook maakt hij collage gelijkende beelden, zoals onderstaande ‘Figurage Gai’. Vanaf nu moeten dit soort creaties ook onder de noemer Kunst worden geschaard.
Turner als Appel waren daarom beiden katalysatoren van de kunsten, ieder in hun eigen tijd. Zij schopten tegen de normen in hun tijd tot deze omver donderde. Volgens velen is dát de meerwaarde van ‘kunst’. In dat opzicht zijn de werken van beide kunstenaars producten van hun tijd. We zouden kunstwerken daarom kunnen zien als reflecties van het verleden, als stille eilanden in de tijd.
Gelukkig overtuigt de tentoonstelling in de Fundatie ons ervan dat er connecties zijn tussen kunst uit alle tijden. Die connecties bestaan eruit dat nieuwe vondsten lang in de toekomst doorwerken. Maar nieuwe werken kunnen ook een nieuwe ervaring van ‘oude’ werken oproepen en vragen oproepen. Hadden we bijvoorbeeld gezegd dat Turner’s Wolken en Water enorm vernieuwend was? Na het zien van Appel’s uitspattingen lijkt het werk ineens vrij tam. En dachten we dat het kleurgebruik van Appel vooruitstrevend was? Het valt wel mee als het hangt naast de diep verzadigde en vormeloze penseelstreken van Turner. Die beïnvloeding breit een eeuw kunstgeschiedenis tot een kleurrijke lapjesdeken, waarbij ieder schilderij in een onverwachte confrontatie kan belanden met een ander.
En daarin ligt de kracht van De Fundatie besloten. Zowel de architecten als de conservatoren van het museum weten dat oud en nieuw elkaar niet bijten. De juiste combinaties leiden juist tot indrukwekkende resultaten. Misschien moeten we zelfs concluderen dat die combinatiekunst kenmerkend is voor de huidige tijd. Op die manier harken we ‘oud’ de 21e eeuw binnen, terwijl we ‘hypermodern’ op een stevig beslagen, historische fundatie laten steunen. Het resultaat is dus een skippybal op een stel zuilen. Ready to play?